Om mij heen kent bijna niemand hem, maar ondertussen verkoopt Tino Martin wel met gemak Carré en Ziggo Dome uit. Fascinerend. Ik sprak de volkszanger voor Sena Performers Magazine over zijn extreme werklust, zijn neiging om anderen te pleasen en het verdriet om zijn veel te vroeg overleden zus. Lees hier verder.
Artikel: Benjamin Herman
Hij is één van de bekendste saxofonisten van Nederland en stond op het podium bij grote sterren. Maar Benjamin Herman speelt net zo lief in een kleine kroeg. Voor Sena sprak ik met hem. “Mijn mooiste momenten zijn wanneer de muziek lukt. Of dat nu met Jantje of Pietje is en waar dat is, is voor mij niet zo belangrijk.” Lees hier verder.
Artikel: 12 lessen in geluk
Je hoeft niet altijd gelukkig te zijn, vertelde de Vlaamse geluksambassadeur Leo Bormans me. Toch deelde hij twaalf lessen. Persoonlijk werd ik zeer vrolijk en zelfs een beetje gelukkig van zijn inzichten. Te lezen in het AD en de Wegener-kranten.
Artikel: Bijna dood
Voor AD Magazine sprak ik met Linda Romein. Ooit probeerde ze van een flat te springen, maar werd op het nippertje teruggetrokken. Via haar boek Over de Rand hoopt ze dat meer mensen open durven zijn over hun depressies en andere geestelijke aandoeningen. ‘Een ziek brein neemt je helemaal over’, vertelde ze. Ik was onder de indruk. Lees het artikel hier.
ZKV: Afblussen
‘Kom op, gast. Hoe moeilijk is het nou om één extra bordje te dekken? De hele tafel staat vol met brood, kaasjes en weet ik veel wat. Er kan toch wel één iemand meer aanschuiven?’ Siem vindt het niet echt een gepaste vraag voor iemand die net uit een krop sla is gekropen. Hij bekijkt het mannetje eens goed. Zijn groene vilten pakje en dat rare rode puntmutsje lijken erop te wijzen dat hij met een kabouter van doen heeft.
Het ventje stampt met zijn puntige schoentjes op de grond. ‘Nou, wat zeg je ervan? Je hebt toch wel een plekkie voor mij?’. Boos kijkend springt hij op en neer op het rode aanrechtblad. Siem zakt door zijn knieën. ‘Even rustig, ok?’ Hij zet de radio iets harder. De kippenlevertjes sissen in de pan. Met een houten spaan schraapt hij over de bodem. ‘Zal ik nu de wijn erbij doen of straks de boel afblussen?’, mompelt hij.
‘Hoe kan ik dat nou weten, gast?’, schreeuwt het kereltje. Van schrik stoot Siem bijna de pan van het vuur. ‘Doe nou eens rustig, ok?’ Zijn handen trillen. Uit de kamer klinkt de stem van zijn moeder: ‘Gaat alles goed Siemepiem?’. Een dikke druppel zweet glijdt langs zijn rug. ‘Ja zekorrrr, helemaal perfect!’
Het mannetje stampt weer op het aanrechtblad. ‘Nou, ga je nog een bordje pakken of hoe zit dat?’ Met twee handen slaat Siem nu op het aanrecht. Het is genoeg. Hij zet de radio nog iets harder. Last Christmas, voor de zevende keer vandaag. Met zijn rechterhand pakt hij het mannetje en met zijn linkerhand trekt hij het mutsje af. ‘Gast, gast, wat doe je?’. Geconcentreerd kleedt hij het wezentje uit. Het verzet zich met al zijn kracht, maar kan niets tegen de grote mannenhanden. ‘NEE, NEE’, gilt het.
Siem werpt hem tussen de kippenlevers. Hij gooit de halve fles wijn erachteraan en zet de deksel op de pan. Er klinkt alleen nog geborrel. Zijn blik valt op het vilten pakje. Op zijn voorhoofd parelt steeds meer zweet. Uit de afvalbak pakt hij een volle koffiefilter. Zorgvuldig verstopt hij de kleertjes onder de oude koffie en gooit de filter opnieuw in de prullenbak. Terwijl hij zijn handen wast, steekt zijn moeder haar hoofd om de hoek. ‘Oehlala, dat ruikt heerlijk!’.
Zijn trillende natte handen veegt hij af aan zijn broek. ‘Oh ja, eh kippenlevermousse wordt het. Lekker lekker!’ Hij likt met zijn tong over zijn lippen. Ze klapt in haar handen. ‘Oh, wat ben je toch knap, ik kan niet wachten! Ik schenk nog snel een wijntje in.’ Terwijl ze wegloopt giet Siem de kippenlevertjes in de keukenmachine. Voor hij de knop aanzet, slaat hij voor de zekerheid een kruisje. Je weet maar nooit.
Moederworstelen
Voor het AD Magazine van 19 augustus schreef ik mijn meest persoonlijke verhaal tot nu toe. Over de soms complexe relatie met mijn moeder (en dat je niet altijd de moeder kan zijn die je zou willen zijn) en over hoe twee rampen van vlak voor mijn geboorte een schaduw over ons leven legden. Lees het hele artikel hier (en denk de kop bij voorkeur even weg).
In Volkskrant Magazine
Zeer Kort Verhaal: Wanhoop
Hij leek een brok in zijn keel te hebben. Zijn armen hingen langs zijn lichaam. Net zo futloos als het grijze haar dat net over zijn oren viel. ‘Ga je echt weg?’, vroeg hij. Monique knikte. Ze was mooi. Lang blond haar, eindeloos veel sproetjes, slank en met pronte borstjes. Hans pakte haar hand. ‘Betekent dit dat ik je nooit meer zie?’ Hij liet de zware posttas van zijn schouder glijden. Keek haar nog eens indringend aan. ‘Hoe lang kennen we elkaar nu eigenlijk? Vijf jaar?’
Monique knikte weer. ‘Zoiets’, mompelde ze. Langs Hans heen, keek ze naar de lange rij die zich achter hem vormde. Daarna richtte ze zich weer op het vlezige gezicht, de duidelijk ongewassen haren en de pukkel op zijn kin. Hij pakte nu haar beide handen vast. Ze durfde zich niet los te rukken. ‘Jij bent het lichtpuntje op mijn dag. Ik zal je vreselijk missen, wist je dat?’ Monique negeerde de vraag. In een opwelling van moed had ze haar handen toch losgetrokken en pulkte nu ongemakkelijk aan haar oorbel. ‘Eh Hans, er staat een rij.‘
Hij keek verschrikt om. Zag de lange rij en verontschuldigde zich. ‘Dan ga ik maar. Ik kom nog wel eens langs op het postkantoor in IJsselstein.‘ Monique glimlachte ongemakkelijk. Terwijl Hans zich omdraaide en de volgende klant naar de kassa liep, appte ze snel haar vriendin. ‘De creep is weer geweest. ZO’N PSYCHO!!! Enne, jij komt wel op mijn sweet sixteen toch?’
Zeer Kort Verhaal: Vast
#longlistALSnijdersprijs2014
‘Help!’ Nu hoorde ze het voor de derde keer. Het leek van de gang te komen. Ze keek nog even in de spiegel. Draaide haar lip-piercing vier keer om, streek haar knalroze haar in vier etappes langs haar oren en tikte acht keer op de deur voordat ze hem opende.
Ze speurde de hal af. Niemand te zien. ‘Hallo, is daar iemand?’ riep ze. ‘Ja hier,’ klonk vanuit de hoek. Kordaat liep ze op de afvalkoker af. Stak haar hoofd in de smerig ruikende buis en keek naar beneden. ‘Help me alsjeblieft,’ zei een jonge mannenstem. Ze zag een grote bos zwarte krullen.
‘Hoe dan?’ vroeg ze. ‘Bel 112, ik stik hier bijna,’ piepte hij. Vlug trok ze zich terug uit de koker en rende haar appartement weer in. Haar telefoon rinkelde. ‘Eva?’ De geruststellende stem van Bas. ‘Gaat het goed met je?’ Ze twijfelde. ‘Er zit iemand in de afvalkoker. Ik moet 112 bellen.’
Bas zuchtte diep. ‘Lieverd, luister naar me. Je bent aan het hallucineren. Het is belangrijk dat je een groene pil pakt. Dan gaat het zo beter.’ Ze knikte tegen de telefoon. Bas had vast gelijk. ‘Dank je lief,’ zei ze opgelucht. Ze hingen op. Eva pakte de pil, nam hem in en ging op bed liggen. Vrijwel meteen voelde ze de slaap naderen.